Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [18]zij wierpen de loten over de wacht, tegen elkander, [19]zo de kleinen, als de groten, den meester met den leerling. 18. Te weten, opdat zij weten zouden wat orde zij in het bedienen van hun ambt houden zouden. 19. Hebreeuws, alzo den kleine, gelijk den grote, gelijk de leraar, alzo die geleerd wordt. De zin is dat het lot geworpen is tussen de vier en twintig zangmeesters, die hierna genoemd worden, en hadden elk hun discipelen onder zich. In het loten werd niet gezien op de grootheid of kleinheid van den een of den anderen zangmeester, maar men heeft den enen door den anderen geloot. Eenigen menen dat dit te verstaan is van de kleinheid of grootheid der stammen.